De Macht van de Bajes-Barbier

In de 19e en 20e eeuw was Veenhuizen de plek waar je terechtkwam als je geen werk had, geen huis, of te vaak met de fles in de hand op straat werd gevonden. In Veenhuizen kreeg je een dak boven je hoofd, een bed en een dagschema. Met tucht, orde en structuur probeerde men je weer op het rechte pad te krijgen.
Er werd veel gehandeld in de gestichten van Veenhuizen. Voor een stukje spek of een pruim tabak kon je van alles krijgen. Had je dat niet, dan kende de bajes-kapper maar één model: door de tondeuse de vrije loop te laten.
Dat was geen elektrische (die waren er ook nog niet) maar zo’n ouderwetse, met twee grepen die je naar elkaar moest knijpen om de tanden over elkaar te laten bewegen. Buiten een kam, een schaar en een scheermes was dat het enige gereedschap van de bajesbarbier.
De kappers in Veenhuizen waren geen echte kappers. Het waren gedetineerden met een vaste hand en een dosis lef. Een opleiding was er niet, een diploma evenmin. Maar knippen moesten ze. En scheren. Elke week weer. Want netjes zijn was onderdeel van discipline. En discipline was de ruggengraat van het gesticht.
Er was geen salon. Geen wachtruimte met tijdschriften. Alleen een houten bank, een losse stoel, een teil met lauw water en een barbier met een scheermes dat soms wat botter was dan gewenst. Scheermessen werden streng bewaakt. Want in handen van de verkeerde man was een scheermes geen scheermes meer, maar een wapen. En dus had alleen de barbier er één. En daarmee had hij macht.
Wie een afspraak maakte met de barbier wist: er werd betaald. Niet in geld – dat had men vaak niet binnen de muren – maar in bonnen voor pruimtabak, bokking of spek. Wie royaal was, werd netjes geknipt. Wie karig was, riskeerde een warrig kapsel of een wondje op de kaak.
Dat was de ongeschreven regel: geen tabak, geen stijl.
En dus zat de barbier zelden om rookwaar of een pruim tabak verlegen. In de hoek van de zaal stond zijn kratje met ruilwaar: tabak in lapjes, stukjes spek gewikkeld in doek, soms zelfs een stukje zeep van betere kwaliteit. Alles netjes opgeborgen, want zijn reputatie hing ervan af.
Er waren mannen die zich liever helemaal niet lieten knippen of scheren. Ze lieten een baard groeien, of hun snor. Niet uit overtuiging, maar uit wantrouwen.
Want je wist nooit of de barbier een slechte dag had, of een openstaande rekening…
De stoel stond meestal midden op de zaal. Geen spiegel, geen radio, geen praatje voor de sfeer. Alleen het getik van de tondeuse, het zachte schrapen van het mes en af en toe een gegrom van iemand die zich verslikte in zijn eigen rook. De barbier werkte snel. En ruw. Maar soms, als hij zijn dag had, kon hij wonderen doen met een mooie baardlijn.
De bajesbarbier had geen stoel met een chromen poot, geen reclameschild op de deur. Maar hij had iets beters: gezag. In een wereld waar de meeste mannen nummers waren, was hij iemand die je het gevoel kon geven dat je er goed uit kon zien. Dat je iemand was.
Misschien was dat wel het meest bijzondere aan de bajesbarbier. Niet het knippen en scheren, maar dat hij, in een wereld van regels, opsluiting en armoe, iets gaf wat je nodig had. Hij gaf je, met wat handelswaar en een vaste hand, een beetje gevoel van eigenwaarde.
LEES OOK
UITBRAAK VIA DE POEPDOOS
Niet iedereen had het even goed naar de zin binnen de poorten van Veenhuizen. Maar ontsnappen? Dat lukte bijna niemand. Zeker niet uit het gebouw dacht men. Tot de kleine Freek S. besloot dat hij het anders ging doen…