Over ons
Ik ben geboren in Veenhuizen. Mijn vader was daar bewaker. Ons gezin woonde in een dienstwoning tussen de werkplaatsen van gevangenen in het Oude Tweede Gesticht, nu het Gevangenismuseum. We kenden in Veenhuizen alleen gevangenen en ambtenaren (bewakers). Voor mij als kind was dat de normaalste zaak van de wereld. Het verschil zat ‘m alleen in de kleding, maar voor mij waren het allemaal aardige mensen. Zoals in de bakkerij tegenover ons. Daar kwam ik vaak bij het hoofd van de bakkerij, ‘meneer Schaaf’, en zijn bakkers (gevangenen).
Als kind van vier mocht ik daar gewoon komen en kreeg dan een versgebakken broodje. Heerlijk, die broodgeur daar. Het voelde als een warm welkom.
Als de dag van gisteren…
Toen ik vier jaar was, reed ik zoals vaker nietsvermoedend op mijn driewieler langs het werkgesticht naar de heer Rugtie, hoofd van de werkplaats. Achter de ramen zaten de gevangenen hout te bewerken. Ze zwaaiden altijd. Niet alleen omdat ik een vrolijk jochie was, maar ook omdat ik af en toe een paar peuken uit mijn vaders asbak meebracht. In ruil kreeg ik soms een houten tol of een blokfluit. Die maakten ze daar, tussen het werk en het wachten door.
Er werd een raam geopend. Een arm greep me vast en trok me van mijn driewieler. Mijn moeder Riek hoorde me schreeuwen. Binnen tien seconden stond ze bij dat raam. De man liet los. Ik huilde. Thuis zei mijn vader: “Er zal er maar één tussen zitten met verkeerde bedoelingen.”
Contact met gevangenen was verboden. In theorie, ja. Maar het gebeurde. Soms onvermijdelijk, soms stiekem, maar altijd menselijk.
Toen ik zes was, verhuisden we naar de boerderij van mijn opa, net buiten het dorp. Maar we bleven in bijna alles bij Veenhuizen horen. Ik groeide op, haalde mijn HBS-B-diploma, werkte later bij Pfizer en Bional Pharma, en toch bleef het knagen. Waarom wist niemand precies wat zich daar had afgespeeld? Waarom werd er over alles gezwegen?
Jaren later keerde ik terug. Ik sprak tientallen oud-bewakers en ex-gedetineerden. Ik dook in de archieven van collega’s van mijn vader. Er was zwijgplicht. Tergend langzaam kwamen de verhalen naar boven. Verhalen met en over gevangenen die nooit eerder verteld mochten worden.
Ik schreef er drie boeken over: Bajesverhalen Veenhuizen, De Geheimen van Bajesdorp Veenhuizen en Veenhuizen onder de Pet.
Samen met mijn zoon Ivo, die AI gebruikt om oude beelden en teksten tot leven te brengen, komen we nu met een totaal nieuwe uitgave van mijn trilogie over Veenhuizen.
Met als eerste boek: Bajesverhalen Veenhuizen, met daarin 50 verhalen tot en met 1940.
Daarin vind je ook een aantal nieuwe bajesverhalen van ex-bewakers en ex-gevangenen over macht, menselijkheid, verdriet, humor, zwijgplicht, verzet. En alles wat daartussen zat.
Veenhuizen was een wereld op zichzelf. Het is tijd dat die wereld wordt gezien.